Skip to content

Anglofiel, en alleen maar thee drinken….

Baldersdale

Ik ben een anglofiel, soms zelfs een anglomaan. Ik gis nog steeds een beetje naar de oorzaak ervan. Er is altijd een gevoel van thuiskomen als ik voet aan wal zet op dat eiland. Wellicht trok ik in een vorig leven al over de groene heuvels van Albion, ‘but who’s to say?’

Thuisgevoel

Sinds kort bezit ik een ‘cottage in the country’, in Upper Teesdale, bij de North Pennines (Area of Outstanding Natural Beauty!). Ik hoop er samen met mijn geliefde tot op hoge leeftijd voor de houtkachel te kunnen zitten, en met vrienden naar de pub onderaan het dorp te kunnen gaan.
 En ‘in the event of my demise’, laat ik graag mijn as uitwaaien over de groene heuvels aldaar.

Fancy a cuppa?

Ik ben op mijn reizen door het Verenigd Koninkrijk al in menig tea-shop geweest. De traditie van afternoon tea blijft nu eenmaal een van de aangenaamste vruchten van de Victoriaanse tijd. Ik drink nooit koffie, en daar is thee tot op de dag van vandaag nog steeds de norm.

‘Thank god for tea’. Thee heeft de Britten door oorlogen heen gesleept, fabrieksarbeiders aan het staken gebracht, geliefden doen afspreken met elkaar, geholpen roddels te verspreiden, en het volk van de sterke drank afgehaald. Ongemakkelijke momenten pareer je eenvoudigweg met de vraag: ‘Shall I put the kettle on?’
Gek op Groot-Brittannië, en alleen maar thee drinken, dan kon het  geen toeval zijn dat ik doe wat ik doe.

Tea, Please
 
I’ve taken tea on Bahrain’s isle,
Sri Lanka and Hong-Kong,
Where desert sands run mile on mile
And sunlight’s powerful strong;
Tea from the galley in our plane
Gave ease when flights were long.
In tropic heat, in freezing rain
The tea-cup came along.

Tea in Japan, tea in Malay,
Tea in Aden’s heat.
At cricket on a summer’s day
A tea is hard to beat.
And I remember taking tea in the land of Lorna Doone
With Devon cream – just you and me
Whilst on our honeymoon.

 
(Jasper Miles, 1994)
 

Teapot trails

Er loopt een onzichtbaar spoor door het Verenigd Koninkrijk van mijn tochten langs tea-shops.
Een enkele keer was het een voornaam hotel (The Dorchester), waar valet-parking de gewoonste zaak is, en ik via hoogpolig tapijt door de gerant naar mijn tafeltje werd begeleid. De pianist aan de vleugel droeg een jacquet.
En na je bestelling bepaalden zij daar de volgorde (thee, sandwiches, scones, gateau), veel had je er niet over te zeggen.

Nog leuker is het zoeken naar ‘hidden gems’. Dat kan zomaar  een kasteel(ruïne) zijn, een werkende boerderij, of  een eeuwenoude pleisterplaats. Soms zit er een cadeauwinkeltje naast met streekproducten. Bijvoorbeeld zelfgebreide truien met wol van de schapen die verderop lopen. Of er is kunst te koop van artiesten uit de buurt.

Behalve de onvermijdelijke thee staan er de ‘all-time favourites’ (sandwiches, cream teas, cakes, taartjes, kazen, soep) op het menu.
Als je geluk hebt worden er ook locale specialiteiten geserveerd.
Voor de stevige trek is er soms  ‘Yorkshire Rarebit’,  kaas in zoet bier geweekt over een dikke plak ham). Of ‘Drovers Pie’; een pasteitje met kip, spinazie, champignons en witte wijn.
Naast de bekende ‘Sticky Toffee Pudding’ is er voor de liefhebber ook ‘Banoffie’ taart, met jawel, banaan en toffee. In dat genre onthoud ik niemand de ‘Fat Rascal’, een kruising tussen cake en scone. Met afslanken zou ik dan nog heel even wachten.
Wie kan nog beweren dat de Britse keuken niets voorstelt?

Als je het noorden van Engeland opzoekt kun je niet om ‘Betty’s’ heen, een kleine keten van tearooms die 100 jaar geleden door nota bene een Zwitserse banketbakker is opgezet (Frederick Belmont, klinkt wel weer Brits).
Wie Betty nou precies was blijft helaas een familiegeheim..

 
De perfecte locatie bestaat echter niet. De snob zal zijn toevlucht nemen tot de ‘splendour’ van het establishment, en een meer avontuurlijk ingestelde reiziger volgt het bordje langs de weg.

‘It’s always teatime!’